Uitspraak Hoge Raad 20 december 2013 inzake Ragetli-regel

7 januari 2014

Uitspraak Hoge Raad 20-12-2013: Ragetli-regel van toepassing na opzegging arbeidsovereenkomst door (AOW-gerechtigde) werknemer

Artikel 7:667 lid 4 BW, ook wel de Ragetli-regel genoemd, luidt als volgt:

“Indien een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst, die anders dan door rechtsgeldige opzegging of door ontbinding door de rechter is geëindigd, éénmaal of meermalen is voortgezet door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, is in afwijking van lid 1 voor de beëindiging van die laatste arbeidsovereenkomst voorafgaande opzegging nodig. De termijn van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.”

Dat een opzegging door een werknemer niet te gelden heeft als een “rechtsgeldige opzegging” zoals bedoeld in artikel 7:667 lid 4 BW, is onlangs bevestigd door de Hoge Raad in haar uitspraak van 20 december 2013 (http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2013:913).

De Hoge Raad heeft in haar arrest van 20 december 2013 uitgemaakt dat alleen sprake is van een “rechtsgeldige opzegging” indien deze opzegging is getoetst. Dit volgt, aldus de Hoge Raad, uit de totstandkomingsgeschiedenis van genoemd wetsartikel en in haar arrest citeert zij de volgende passage uit de kamerstukken:

“r.o. 3.3.2: (…) “De achterliggende gedachte is dat, als er geen ontslagbescherming voor de werknemer is bij de beëindiging van het vaste dienstverband, het ook redelijk is dat de werknemer zijn ontslagbescherming blijft behouden als hij vervolgens voor hetzelfde werk op tijdelijke basis in dienst wordt genomen. (Kamerstukken II 1998/99, 26 257, nr. 12, p. 9, r.k.) (…).”

De Hoge Raad geeft vervolgens aan:

“r.o. 3.3.4: Het strookt met deze ratio van art. 7:667 lid 4 BW om onder ‘rechtsgeldige opzegging’ in die bepaling niet te verstaan een opzegging door de werknemer. Bij die opzegging vindt immers geen toetsing van het ontslag plaats. In de totstandkomingsgeschiedenis van art. 7:667 lid 4 BW zijn geen aanwijzingen te vinden dat de wetgever een andere bedoeling heeft gehad.”

Deze uitspraak van de Hoge Raad impliceert dat, indien een werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zelf opzegt, maar vervolgens binnen 3 maanden en 1 dag weer in dienst komt bij dezelfde werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, deze laatste arbeidsovereenkomst niet van rechtswege zal eindigen (ook al is dat zo tussen partijen overeengekomen). Slechts indien de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd door middel van een rechtsgeldige opzegging is opgezegd of is ontbonden door de kantonrechter, zal een opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege aflopen.

Indien u een werknemer, nadat zijn arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is geëindigd, weer in dienst wilt nemen voor bepaalde tijd, dan adviseren wij u graag. Deze situatie doet zich tegenwoordig regelmatig voor indien werknemers aangeven dat zij na hun AOW/pensioengerechtigde leeftijd willen blijven werken.